ECLI:NL:CRVB:2025:1501

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
23/2922 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen beslissing Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N.J. Brouwer, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Na een nieuwe beslissing op bezwaar van het Uwv op 22 oktober 2024, heeft appellante op 3 april 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Raad heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen geen gebruik wilden maken van hun recht om gehoord te worden. De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld. Volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. In dit geval heeft het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van het hoger beroep moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 907,-. Daarnaast moet het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 136,- vergoeden. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2025.

Uitspraak

23/2922 WIA, 25/341 WIA
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 september 2023, 22/4678 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. N.J. Brouwer hoger beroep ingesteld.
Appellante heeft te kennen gegeven dat mr. Brouwer haar niet langer vertegenwoordigt en dat zij zichzelf in de procedure zal vertegenwoordigen.
Het Uwv heeft op 22 oktober 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Op 3 april 2025 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben niet te kennen gegeven dat zij gebruik willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. De Raad heeft daarom een zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 oktober 2024 volledig aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. De kosten in verband met in bezwaar verleende rechtsbijstand zijn in het besluit van 22 oktober 2024 al vergoed. Het Uwv is door de rechtbank al veroordeeld tot vergoeding van de kosten in beroep, zodat de Raad alleen nog moet oordelen over de in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van een hoger beroepschrift).
Ook dient het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 907,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.A. AdjeiAsamoah als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.A. Adjei-Asamoah