ECLI:NL:CRVB:2025:1521

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
25/923 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 28 februari 2025 is gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 25/923 PW. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen, wat in dit geval op 1 maart 2025 was. De termijn eindigde op 11 april 2025, maar het beroepschrift is pas op 15 april 2025 ontvangen, wat betekent dat het te laat is ingediend.

De Raad heeft verder overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Appellant heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de overschrijding rechtvaardigen. In zijn correspondentie verwijst hij naar een antwoord van de gemeente, maar dit was voor de Raad niet voldoende om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 oktober 2025
25/923 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
28 februari 2025, 24/3952 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn gaat in op de dag nadat de aangevallen uitspraak aan partijen is bekendgemaakt. Dat volgt uit artikel 6:8 van de Awb. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Deze regels staan in artikel 6:9 van de Awb. Uit artikel 6:24 van de Awb volgt dat deze bepalingen ook gelden voor het hoger beroep.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege als die overschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, als deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan en mogelijk ook als sprake is van een andere reden die tot die overschrijding heeft geleid. Bij de beoordeling of hiervan sprake is worden alle omstandigheden van het geval in hun samenhang bezien.
Als het beroepschrift niet tijdig is ingediend en de termijnoverschrijding is niet verschoonbaar, dan moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, zijn bij de beoordeling niet relevant.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is 28 februari 2025 in afschrift bij aangetekende brief aan partijen toegezonden. Dat betekent dat de termijn om hoger beroep in te stellen is aangevangen op 1 maart 2025 en is geëindigd op 11 april 2025.
Het beroepschrift is op 15 april 2025 ontvangen. Uit de sticker op de enveloppe blijkt dat het op 14 april 2025 ter post is bezorgd, wat betekent dat het na afloop van de beroepstermijn is ingediend.
Bij brief van 30 juni 2025 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Appellant heeft daarop bij brief van 24 juli 2025, naar de Raad begrijpt, geantwoord dat hij lang heeft moeten wachten op een antwoord van het college en dat hij te weinig geld ontvangt van de gemeente als tegemoetkoming voor zijn bedrijf.
Appellant heeft daarmee geen bijzondere omstandigheid aangevoerd die maakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellant refereert in zijn brief naar “antwoord gemeente van PW 17 okt 2024”, maar daarmee is voor de Raad niet duidelijk welke correspondentie appellant precies bedoelt en op welke manier deze correspondentie van invloed is geweest op het (te laat) indienen van het hogerberoepschrift, mede gelet op de datum van de aangevallen uitspraak.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.