Uitspraak
28 februari 2025, 24/3952 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 28 februari 2025 is gedaan. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 25/923 PW. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen, wat in dit geval op 1 maart 2025 was. De termijn eindigde op 11 april 2025, maar het beroepschrift is pas op 15 april 2025 ontvangen, wat betekent dat het te laat is ingediend.
De Raad heeft verder overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Appellant heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de overschrijding rechtvaardigen. In zijn correspondentie verwijst hij naar een antwoord van de gemeente, maar dit was voor de Raad niet voldoende om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.