ECLI:NL:CRVB:2025:1553

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
24/381 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022 op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. De appellant had een aanvraag ingediend op 30 september 2022, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen heeft deze aanvraag afgewezen op basis van de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag gemeente Velsen 2022. De Raad oordeelt dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden die in deze beleidsregels zijn gesteld. Appellant heeft aangevoerd dat het college op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had moeten afwijken van de beleidsregels, maar de Raad oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat de afwijzing van de energietoeslag in stand blijft, en dat de appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2024, 23/2347 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen (college)
Datum uitspraak: 15 oktober 2025

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 op grond van de Participatiewet (PW) en de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag gemeente Velsen 2022 (Beleidsregels). Niet in geschil is dat appellant niet voldoet aan de in de Beleidsregels gestelde voorwaarden. Volgens appellant had het college op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de Beleidsregels moeten afwijken door hem toch geheel of gedeeltelijk de energietoeslag toe te kennen. Hij krijgt hierin geen gelijk. Het hoger beroep slaagt niet.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.E.E. Vollebregt hoger beroep ingesteld. Bij brief van 28 juli 2025 heeft mr. I.E. Mussche zich als opvolgend gemachtigde gesteld en meegedeeld dat op grond van de stukken uitspraak kan worden gedaan. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft op 30 september 2022 een aanvraag ingediend voor de eenmalige energietoeslag 2022.
1.2.
Met een besluit van 27 november 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 22 februari 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat, het volgende ten grondslag. Appellant voldoet niet aan de in de Beleidsregels gestelde voorwaarden, nu hij op de peildatum 1 april 2022 niet met een woonadres in de gemeente Velsen stond ingeschreven en evenmin beschikte over een zelfstandige energieaansluiting op naam. Ook zijn er geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van de Beleidsregels had moeten afwijken. Hierbij heeft het college erop gewezen dat de wetgever heeft erkend dat er huishoudens zijn die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen en dat voor deze gevallen maatwerkoplossingen mogelijk zijn via het bestaande kader van de individuele bijstand. Verder heeft het college erop gewezen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een noodsituatie en dat ook geen sprake is van een dreigende afsluiting van energie.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de afwijzing van de eenmalige energietoeslag 2022 in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 35, vierde lid, aanhef en onder a, van de PW kon het college, in afwijking van het eerste lid, voor het jaar 2022 bijzondere bijstand verlenen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden van de in verband met artikel 35, vierde lid, van de PW vastgestelde Beleidsregels. Tussen partijen is alleen in geschil of het college met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van de Beleidsregels had moeten afwijken.
4.3.
Appellant heeft zijn beroep op artikel 4:84 van de Awb, samengevat weergegeven, als volgt toegelicht. Hij is in financiële problemen geraakt door het niet ontvangen van de energietoeslag en heeft zelfs een afbetalingsregeling moeten treffen om de energierekening te kunnen betalen. Het college had de menselijke maat moeten toeppassen, waarbij appellant open had gestaan voor een verlening naar rato. Hij heeft niet kunnen kiezen voor een eerdere inschrijving in de gemeente, omdat hij niet eerder dan eind mei 2022 een woning toegekend kreeg en vanuit het buitenland naar Nederland terugkeerde. Indiening van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW is geen reële optie, omdat hij een onverkoopbaar stukje grond binnen de gemeente heeft en op de nominatie staat voor onteigening door de gemeente. Volgens appellant kan een eventuele maatwerkvoorziening middels individuele bijzondere bijstand geen soelaas bieden. Deze beroepsgrond slaagt op grond van het hiernavolgende niet.
4.4.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.5.
De Raad is van oordeel dat wat appellant heeft aangevoerd niet tot de conclusie leidt dat het college op grond artikel 4:84 van de Awb van de Beleidsregels had moeten afwijken. Dat appellant zich niet eerder kon inschrijven in de gemeente Velsen, omdat hij in het buitenland woonde en pas eind mei 2022 over een woning in de gemeente Velsen beschikte, is geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. Dat appellant door het niet toekennen van de eenmalige energietoeslag van € 800,- in de financiële problemen is geraakt, heeft appellant op geen enkele wijze met stukken onderbouwd. De stelling dat de indiening van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW voor hem geen reële optie was, kan evenmin tot de conclusie leiden dat het college van de Beleidsregels had moeten afwijken door aan appellant toch, al dan niet naar rato, de energietoeslag 2022 toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de eenmalige energietoeslag 2022 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025.

(getekend) E.J.M. Heijs

(getekend) A.H. Hagendoorn-Huls