ECLI:NL:CRVB:2025:1587

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
25/719 BBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht

Op 28 oktober 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 25/719 BBZ. Het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam is niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het griffierecht van € 143,- niet is betaald. Appellant is meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met een eerste herinnering op 18 juli 2025 en een tweede op 18 augustus 2025. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, waardoor het hoger beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 oktober 2025
25/719 BBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 februari 2025, 24/3547
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 18 juli 2025 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 143,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 18 augustus 2025 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
De termijn is verstreken en het griffierecht is niet betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2025.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.