ECLI:NL:CRVB:2025:1605
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van de conclusie dat appellant over arbeidsvermogen beschikte. De appellant, geboren in 1998, stelde dat hij duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte vanwege een ernstige zichtbeperking (Leber’s Hereditary Optic Neuropathy). De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar het Uwv bleef bij zijn standpunt dat appellant in staat was om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 is de zaak behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F. Uzumcu, en het Uwv werd vertegenwoordigd door J.C. Geldof. De Raad heeft de argumenten van de appellant en het Uwv zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de rechtbank terecht het bestreden besluit van het Uwv in stand heeft gelaten. De Raad oordeelde dat de appellant, ondanks zijn visuele beperkingen, in staat was om de taak 'invoeren van gegevens' uit te voeren met behulp van hulpmiddelen. De Raad bevestigde dat de appellant op de datum van zijn aanvraag over arbeidsvermogen beschikte en daarom niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.