In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2024, waarin het beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) ongegrond werd verklaard. De Svb had geweigerd om appellant informatie te verstrekken over de kinderbijslag die aan de moeder van zijn zoon was uitbetaald, met als argument dat dit in strijd was met de UAVG. De Raad voor de Rechtspraak, in de persoon van H. Lagas, heeft de zaak behandeld op een zitting op 11 september 2025, waarbij appellant aanwezig was en de Svb vertegenwoordigd werd door mr. J.G. Starreveld. De Raad heeft ambtshalve beoordeeld of hij bevoegd was om van het hoger beroep kennis te nemen. Hij concludeerde dat dit niet het geval was, aangezien de wetgeving bepaalt dat hoger beroep openstaat bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, tenzij anders bepaald. De Raad verklaarde zich onbevoegd en heeft het hoger beroep doorgestuurd naar de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State. Tevens werd bepaald dat appellant geen griffierecht verschuldigd was, en het reeds betaalde griffierecht van € 138,- zou worden terugbetaald.