ECLI:NL:CRVB:2025:1622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, die haar arbeidsongeschiktheid per 4 december 2022 op 65,59% heeft vastgesteld. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 18 september 2025, waarbij appellante werd bijgestaan door haar echtgenoot en advocaat mr. V.C.D. Klaassen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.R. van Piggelen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante voor het laatst als docent Engels heeft gewerkt en dat zij na een herbeoordeling door het Uwv in 2022 een WIA-uitkering heeft gekregen. Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid in eerste instantie vastgesteld op 80 tot 100%, maar na een herbeoordeling is dit percentage verlaagd. De Raad heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv gevolgd en geconcludeerd dat de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 65,59% juist is. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de motiveringsgebreken had hersteld en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante.
De Raad heeft ook de argumenten van appellante over cognitieve klachten en andere beperkingen niet gevolgd, omdat er onvoldoende medische onderbouwing was voor haar standpunt. De Raad heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende rekening hebben gehouden met de medische situatie van appellante en dat de vastgestelde beperkingen adequaat zijn. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.