ECLI:NL:CRVB:2025:1628
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Weersch, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 16 november 2023 uitspraak gedaan in de zaken 20/2132 en 22/470. Tijdens de behandeling van de zaak op 22 mei 2024 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.H.H. Fuchs. Na de zitting is het onderzoek heropend en is drs. L. Greveling-Fockens als deskundige benoemd, die op 22 januari 2025 een rapport heeft uitgebracht. Appellant heeft op dit rapport gereageerd en het Uwv heeft op 5 maart 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak gesloten. De Raad oordeelt dat het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten die appellant heeft gemaakt in verband met het hoger beroep, omdat het Uwv aan appellant tegemoet is gekomen door het bestreden besluit in te trekken. De proceskosten zijn begroot op € 2.267,50, plus reiskosten van € 60,72. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van wettelijke rente toegewezen en moet het Uwv het griffierecht van € 136,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2025.