ECLI:NL:CRVB:2025:1629

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
25/941 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 143,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellant is meerdere keren gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft nagelaten dit tijdig te voldoen. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht moet worden betaald om ontvankelijk te zijn in het hoger beroep. Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan door mr. S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier E.J.E. Veldhuizen, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2025. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 mei 2025, ZWO 24/3974 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (college)
Datum uitspraak: 12 november 2025

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Appellant heeft een verzoek tot vrijstelling van het griffierecht ingediend. Dit verzoek is afgewezen door de Raad. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 3 juli 2025 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 143,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 4 augustus 2025 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van E.J.E. Veldhuizen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
12 november 2025.

(getekend) mr. S.B. Smit-Colenbrander

(getekend) E.J.E. Veldhuizen

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.