ECLI:NL:CRVB:2025:1634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroepsgronden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Ondanks herhaalde verzoeken om de beroepsgronden in te dienen, heeft appellante geen actie ondernomen. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn die een verontschuldiging voor het verzuim kunnen vormen. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, met E.J.E. Veldhuizen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 november 2025. Tegen deze uitspraak staat een belanghebbende en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.