ECLI:NL:CRVB:2025:1642

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
25/392 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoogte en terugvordering WW-uitkering na inkomsten uit arbeid

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de hoogte van de WW-uitkering van appellant over de maanden oktober tot en met december 2023. Appellant ontving vanaf 14 augustus 2023 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Hij heeft naast zijn uitkeringen gewerkt en meldde op 1 december 2023 dat de inkomensgegevens over oktober 2023 niet klopten. Het Uwv heeft de WW-uitkering van appellant aangepast op basis van de door de werkgever aan de Belastingdienst doorgegeven gegevens. Appellant moet de te veel ontvangen uitkering terugbetalen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat appellant geen bewijs heeft geleverd dat de loongegevens onjuist zijn. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt, maar de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep slaagt niet, en de beslissing van het Uwv blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2025, 24/1009 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 november 2025

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv de hoogte van de uitkering van appellant over de maanden oktober tot en met december 2023 juist heeft vastgesteld. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen erop gewezen dat de zaak zonder zitting kan worden afgedaan. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellant ontving vanaf 14 augustus 2023 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vanaf 14 september 2023 ontving appellant tevens een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Appellant heeft naast zijn uitkeringen gewerkt. Het Uwv ontvangt inkomensgegevens die de werkgever van appellant doorgeeft aan de Belastingdienst en stelt aan de hand daarvan de hoogte van de uitkering vast.
1.2.
Op 1 december 2023 heeft appellant gemeld dat de inkomensgegevens over de maand oktober 2023 niet kloppen.
1.3.
Het Uwv heeft appellant geïnformeerd dat het Uwv voor de verrekening van de inkomsten over de maand oktober 2023 uitgaat van de gegevens die de werkgever van appellant heeft doorgegeven aan de Belastingdienst. Bij besluit van 7 december 2023 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant over de maand oktober 2023 aangepast in verband met de inkomsten uit arbeid bij [werkgever B.V.] De hoogte van de WW-uitkering en toeslag over de maand oktober 2023 is vastgesteld op € 1.003,87 (bruto). De door appellant te veel ontvangen uitkering van € 404,47 wordt verrekend in de maand december 2023.
1.4.
Bij besluit van 11 december 2023 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant over de maand november 2023 verlaagd in verband met de inkomsten uit arbeid en de hoogte van zijn WW-uitkering en toeslag over die maand vastgesteld op € 1.379,60 (bruto). Het Uwv heeft appellant vervolgens bericht dat de inkomsten die zijn werkgever heeft doorgegeven hoger zijn dat hij zelf heeft doorgegeven. Het bedrag dat hij te veel ontving moet hij terugbetalen.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 23 februari 2024 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de onder 1.3 en 1.4 genoemde besluiten gegrond verklaard, in die zin dat de terugvordering niet wordt verrekend met de lopende WW-uitkering, omdat appellant dan onder het sociaal minimum uitkomt. Het bedrag van € 404,47 wordt door het Uwv weer uitbetaald. Voor het overige heeft het Uwv de beslissingen in stand gelaten. Het Uwv heeft benadrukt dat het rekening moet houden met de inkomsten die zijn (ex)werkgevers aan de Belastingdienst hebben doorgeven. Deze gegevens zijn leidend voor de berekening van de hoogte van de WW-uitkering. Appellant heeft geen bewijzen ingestuurd waaruit blijkt dat de loongegevens niet juist zijn. De te veel ontvangen WWuitkering over de maanden oktober 2023 en november 2023 moet appellant wel aan het Uwv terugbetalen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Aan dit oordeel ligt ten grondslag dat op grond van vaste rechtspraak van de Raad [1] volgt dat het Uwv mag uitgaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij de betrokkene aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. Appellant heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd waaruit blijkt dat hij in de relevante periode andere inkomsten had dan door het Uwv gehanteerd. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat de polisgegevens voor wat betreft de loonhoogte onjuist zijn. De rechtbank is niet gebleken van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvorderen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het lastig voor hem is werk te vinden. Hij heeft diverse malen gesolliciteerd, maar tot op heden tevergeefs. De afgelopen periode was zijn enige bron van inkomsten een bijstandsuitkering. Zijn persoonlijke en financiële situatie is moeilijk. Zodra hij werk en inkomen heeft, kan hij de vordering bij Uwv terugbetalen. Appellant heeft verzocht hem een basisinkomen toe te kennen of voor hem een speciale werkplek te creëren.
Het standpunt van het Uwv
4. Het Uwv heeft benadrukt dat het verplicht is rekening te houden met de inkomsten uit arbeid en dat het Uwv daarbij uitgaat van de loongegevens zoals die bekend zijn bij de Belastingdienst. Als gevolg van het feit dat de juiste gegevens niet altijd tijdig bekend waren, is er over de maanden oktober 2023 en november 2023 een terugvordering ontstaan. Verder heeft het Uwv opgemerkt dat bij de invordering rekening wordt gehouden met de financiële positie van appellant.

Het oordeel van de Raad

5.1.
Wat appellant aanvoert is in de kern een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. Appellant heeft in hoger beroep geen reden gegeven waarom die uitleg onjuist of onvolledig is of dat het Uwv bij de vaststelling van zijn WW-uitkering en toeslag fouten heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

5.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit waarbij de hoogte van de WW-uitkering over de maanden oktober 2023 en november 2023 is vastgesteld, in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.A. Baars als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.

(getekend) H.G. Rottier

(getekend) H.A. Baars

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 19 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:631 en 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2789.