ECLI:NL:CRVB:2025:1642
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling hoogte en terugvordering WW-uitkering na inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de hoogte van de WW-uitkering van appellant over de maanden oktober tot en met december 2023. Appellant ontving vanaf 14 augustus 2023 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Hij heeft naast zijn uitkeringen gewerkt en meldde op 1 december 2023 dat de inkomensgegevens over oktober 2023 niet klopten. Het Uwv heeft de WW-uitkering van appellant aangepast op basis van de door de werkgever aan de Belastingdienst doorgegeven gegevens. Appellant moet de te veel ontvangen uitkering terugbetalen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat appellant geen bewijs heeft geleverd dat de loongegevens onjuist zijn. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt, maar de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep slaagt niet, en de beslissing van het Uwv blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.