ECLI:NL:CRVB:2025:168

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
23/1246 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na terugstorting ingehouden bijstandsuitkering

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Het college had een bedrag van 5% ingehouden op de bijstandsuitkering van appellant over de maanden oktober en november 2022 vanwege een openstaande vordering. Echter, met een besluit van 2 december 2022 heeft het college het bezwaar van appellant gegrond verklaard en de ingehouden bedragen teruggestort op de bankrekening van appellant. Hierdoor heeft appellant geen procesbelang meer bij een beoordeling van de inhoudingen, aangezien het college de situatie heeft hersteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 19 november 2024, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd werd door mr. A. Ahmed. De Raad heeft vastgesteld dat het resultaat dat appellant nastreeft, namelijk het ongedaan maken van de inhoudingen, reeds is bereikt door de terugstorting. Aangezien appellant geen ander belang heeft gesteld, heeft hij geen procesbelang bij een oordeel over de aangevallen uitspraak. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van N. Benhaddou als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.

Uitspraak

23/1246 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2023, 22/5856 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 14 januari 2025

SAMENVATTING

In deze zaak heeft appellant bezwaar gemaakt tegen een uitkeringsspecificatie vanwege de inhoudingen op de bijstandsuitkering over de maanden oktober en november 2022 in verband met een openstaande vordering. De Raad oordeelt dat appellant geen procesbelang heeft bij een beoordeling van die inhouding, aangezien het college de ingehouden bedragen heeft teruggestort. Om die reden wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 19 november 2024. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ahmed.

OVERWEGINGEN

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Uit de uitkeringsspecificatie van de maand november 2022 (uitkeringsspecificatie) blijkt dat het college in verband met een openstaande vordering een bedrag ter hoogte van 5% heeft ingehouden op de bijstandsuitkering over de maanden oktober en november 2022.
1.3.
Met een besluit van 2 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college, voor zover hier van belang, het bezwaar tegen de uitkeringsspecificatie gegrond verklaard voor zover het de inhouding op de bijstandsuitkering betreft voor de maanden oktober en november 2022. Vanwege het risico op het ontstaan van een problematische huurachterstand heeft het college ervoor gekozen om de ingehouden bedragen op de bankrekening van appellant terug te storten.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens voor zover dat ziet op de uitkeringsspecificaties over de maanden oktober 2022 en november 2022. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of appellant met het instellen van het hoger beroep nog voldoende procesbelang heeft in deze zaak.
4.1.
Voor het antwoord op de vraag of een betrokkene voldoende procesbelang heeft, is volgens vaste rechtspraak bepalend of het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. [1]
4.2.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld, omdat hij het niet eens is met de inhoudingen op zijn bijstandsuitkering over de maanden oktober en november 2022. Hiermee gaat appellant er echter aan voorbij dat het college met het bestreden besluit die inhoudingen ongedaan heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar voor zover gericht tegen die maanden gegrond verklaard en de eerder ingehouden bedragen op de bankrekening van appellant teruggestort. Aangezien dit het voor appellant maximaal te behalen resultaat is in deze procedure en appellant geen ander belang heeft gesteld, heeft hij geen procesbelang bij een oordeel over de aangevallen uitspraak.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk is.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van N. Benhaddou als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) N Benhaddou

Voetnoten

1.Uitspraak van 29 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC3264.