ECLI:NL:CRVB:2025:1683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft zich per 6 april 2022 arbeidsongeschikt gemeld, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op 61% heeft vastgesteld. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de door het Uwv geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant overschrijden. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, wat betekent dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.