ECLI:NL:CRVB:2025:1689

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
24/1432 WAJONG-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake proceskostenvergoeding in WAJONG-zaak

Op 19 november 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WAJONG-regeling. De zaak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van 25 juni 2025, waarin geen proceskostenvergoeding was uitgesproken voor de reiskosten van de appellante. De appellante, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, had bezwaar gemaakt tegen deze omissie. De Raad heeft partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de voorgestelde rectificatie. De gemachtigde van appellante heeft geen bezwaar gemaakt, terwijl het Uwv niet heeft gereageerd binnen de gestelde termijn.

In de rectificatie heeft de Raad de rechtsoverwegingen en de beslissing van de eerdere uitspraak aangepast. De proceskosten zijn nu vastgesteld op € 3.628,-, inclusief reiskosten van € 72,92. De Raad heeft de eerdere uitspraak bevestigd voor zover deze was aangevochten, het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van de appellante. De uitspraak is openbaar uitgesproken en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl, met een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak als bijlage.

Uitspraak

24/1432 WAJONG-R
Datum uitspraak: 19 november 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 25 juni 2025, 24/1432 WAJONG
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft, na hier door mr. P.H.A. Brauer, de gemachtigde van appellante, op te zijn gewezen, geconstateerd dat in zijn uitspraak van 25 juni 2025 bij het vaststellen van de proceskosten ten onrechte geen proceskostenvergoeding is uitgesproken voor de door appellante gemaakte reiskosten.
De Raad heeft daarom aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over rectificatie van de uitspraak. Dit is bij brief van 22 juli 2025 aan partijen meegedeeld.
Mr. Brauer heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de voorgestelde verbetering. Het Uwv heeft niet gereageerd binnen de in de brief van 22 juli 2025 gestelde termijn van vier weken.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt de rechtsoverweging 5.2 en de beslissing in de uitspraak van de Raad van 25 juni 2025 WAJONG als volgt:
“5.2. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt aanleiding gezien het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.814,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 907,-) en € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 907,-), in totaal € 3.628,-. Ook komen de reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en bij de Raad voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 72,92 op basis van openbaar vervoer tweede klas.”

“BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.700,92;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt.”
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 25 juni 2025 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2025.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) J.A. Achterberg