Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die zijn arbeidsongeschiktheid per 21 maart 2022 op 51,81% vastgesteld zag door het Uwv. Appellant, die zich ziek meldde met angst- en paniekaanvallen, betwistte de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. De Raad oordeelde dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld, met voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad volgde de conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelde dat er geen reden was om de bevindingen van de door appellant ingeschakelde verzekeringsarts Van Amelsfoort te volgen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de toekenning van de WIA-uitkering in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.