ECLI:NL:CRVB:2025:1747
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en beëindiging van de WIA-uitkering van appellante
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uwv en de beëindiging van haar WIA-uitkering. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat het Uwv haar arbeidsongeschiktheid per 1 december 2020 onjuist heeft vastgesteld en dat de beëindiging van haar WIA-uitkering per 10 februari 2022 niet terecht is. De Raad heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft gegeven voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 31,49%. De Raad oordeelt dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante en dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad heeft ook het verzoek van appellante om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, omdat de procedure langer heeft geduurd dan redelijk is. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van 9 december 2021 gegrond verklaard voor de periode van 1 mei 2021 tot en met 9 februari 2022, maar het beroep tegen het besluit van 13 december 2024 ongegrond verklaard. De Raad heeft het Uwv en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding en proceskosten.