ECLI:NL:CRVB:2025:1749

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
25/627 WAJONG-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering na eerdere afwijzingen en gebrek aan nieuwe feiten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2025. De appellant, geboren in 1990, had voor de derde keer een Wajong-uitkering aangevraagd na twee eerdere onherroepelijke afwijzingen in 2016 en 2022. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering toe te kennen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en ook de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.

De Raad oordeelde dat de door de appellant aangevoerde antisociale persoonlijkheidsstoornis al was meegenomen in de eerdere besluitvorming en dat de stelling dat er geen behandelmogelijkheden zijn, geen nieuw feit opleverde. De appellant had in hoger beroep geen nieuwe stukken ingediend of gemotiveerd waarom de eerdere uitspraak onjuist zou zijn. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de weigering van het Uwv om het besluit van 20 december 2016 te herzien niet evident onredelijk was. Het hoger beroep van de appellant slaagde derhalve niet, wat betekende dat hij geen recht had op een Wajong-uitkering en ook geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht ontving.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2025, 24/3347 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 november 2025
Zitting heeft: W.R. van der Velde
Griffier: C.M. Snellenberg
Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant is geboren op [geboortedatum] 1990. Hij heeft op 4 oktober 2023 voor de derde keer een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten aangevraagd, na twee eerdere onherroepelijke afwijzingen (van 20 december 2016 en 17 januari 2022).
Met een besluit van 31 januari 2024, in bezwaar gehandhaafd op 2 mei 2024, heeft het Uwv geweigerd appellant een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Ook volgens de rechtbank zijn er geen nieuwe feiten en omstandigheden. De door appellant gestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis was al meegenomen in de psychiatrische expertise ten behoeve van de besluitvorming in 2016. Er is in 2016 ook overwogen dat er behandelmogelijkheden waren. Dat die behandelingen later niet tot resultaat hebben geleid is geen nieuw feit dat ziet op de situatie in 2016. De stelling van appellant dat er geen behandelmogelijkheden bestaan voor de antisociale persoonlijkheidsstoornis en daarom geen verbetering mogelijk is, is geen nieuw feit en kan niet tot de conclusie leiden dat geen sprake is van arbeidsvermogen en dat dit duurzaam is. In 2016 heeft het Uwv namelijk vastgesteld dat appellant wel arbeidsvermogen heeft.
Wat appellant heeft aangevoerd in hoger beroep is een letterlijke herhaling van de gronden die hij ook in beroep naar voren heeft gebracht. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe stukken ingediend of gemotiveerd waarom het oordeel van de rechtbank niet juist is.
De rechtbank heeft de gronden van appellant besproken en gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die zouden moeten leiden tot een herziening van het besluit van 20 december 2016. Wat appellant heeft aangevoerd leidt ook niet tot de conclusie dat de weigering van het Uwv om het besluit van 20 december 2016 te herzien evident onredelijk is.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat appellant geen Wajong-uitkering krijgt.
Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) C.M. Snellenberg (getekend) W.R. van der Velde