ECLI:NL:CRVB:2025:1776

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
3 december 2025
Zaaknummer
23/3180 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om eenmalige energietoeslag 2022 wegens ontbreken energieaansluiting en energiekosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. De appellant had op 15 november 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen door het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, omdat de appellant op de peildatum geen aansluiting op het energienet had en geen energiekosten kon aantonen. De Raad oordeelt dat de afwijzing terecht was, aangezien de beleidsregels vereisen dat er sprake moet zijn van een energieaansluiting om in aanmerking te komen voor de energietoeslag. Het feit dat op het aanvraagformulier niet expliciet vermeld stond dat een energiecontract een voorwaarde was, doet hier niet aan af. De Raad concludeert dat de appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zonder een energiecontract en bijbehorende kosten, hij niet voor de toeslag in aanmerking kwam. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 oktober 2023, 23/1042 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 2 december 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de afwijzing van een aanvraag om een eenmalige energietoeslag 2022. De Raad komt, net als de rechtbank, tot het oordeel dat het dagelijks bestuur de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat appellant op de peildatum geen aansluiting op het energienet en geen energiekosten had. Er waren ook geen bijzondere omstandigheden om van de Beleidsregels Eenmalige energietoeslag (beleidsregels) af te wijken. Het hoger beroep slaagt niet.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft op 15 november 2022 een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022.
1.2.
Met een besluit van 1 december 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat weergegeven, het volgende ten grondslag. Appellant had op de peildatum geen energieaansluiting op de woning waar hij verklaarde te wonen. Hoewel niet expliciet gesteld in de beleidsregels moet, om in aanmerking te komen voor de energietoeslag, sprake zijn van een aansluiting op het energienet en daarmee van samenhangende energiekosten. De toeslag is immers bedoeld als compensatie voor gestegen energiekosten. Dat het om categoriale bijstand gaat betekent niet dat ook degene die in het geheel geen aansluiting en daarmee samenhangende energiekosten heeft in aanmerking komt voor de toeslag. Verder zijn de aanvragen van appellant om algemene bijstand van 21 september 2022 en 9 november 2022 afgewezen. In het kader van de aanvraag van 21 september 2022 werd onder meer vastgesteld dat appellant niet woonachtig was op het door hem opgegeven adres. In het kader van de aanvraag van 9 november 2022 heeft appellant geen medewerking verleend aan een huisbezoek, dat noodzakelijk was om vast te stellen of hij op het door hem opgegeven adres woonde. Nu met betrekking tot de aanvragen om algemene bijstand het recht niet kan worden vastgesteld, geldt dit evenzeer voor de aanvraag om de energietoeslag. Ook hierom bestaat geen aanspraak op de energietoeslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens en heeft, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd. Op het aanvraagformulier stond niet dat het hebben van een energiecontract een voorwaarde is voor het verkrijgen van de energietoeslag. Als hij had geweten dat dit een voorwaarde was, had hij gewacht met het indienen van een aanvraag totdat hij wel over een energiecontract beschikte, te weten 6 december 2022. Tussen de datum van de aanvraag en van het energiecontract liggen slechts 21 dagen. Hij had dus makkelijk kunnen wachten met zijn aanvraag als was vermeld dat het hebben van een energiecontract een voorwaarde was voor het verkrijgen van de energietoeslag.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de afwijzing van een aanvraag om een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 35, vierde lid, aanhef, onder a, van de Participatiewet kon het dagelijks bestuur, in afwijking van het eerste lid, voor het jaar 2022 bijzondere bijstand verlenen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag. Het dagelijks bestuur heeft met betrekking tot deze bevoegdheid beleidsregels vastgesteld.
4.2.
In artikel 1, aanhef, onder c, van de beleidsregels wordt onder energietoeslag verstaan de categorale toeslag als tegemoetkoming voor de gestegen kosten van energie. Op grond van artikel 1, aanhef, onder e, van de beleidsregels is de peildatum bij een aanvraag om energietoeslag de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan.
4.3.
Op grond van artikel 5 van de beleidsregels kan het dagelijks bestuur, als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van de beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.
4.4.
Omdat appellant op 15 november 2022 een aanvraag om energietoeslag heeft gedaan, is de peildatum 1 november 2022. Vaststaat dat appellant op de peildatum op het door hem opgegeven adres niet beschikte over een aansluiting op het energienet en ook geen energiekosten had. Dit betekent dat hij op grond van de beleidsregels in beginsel geen aanspraak maakte op de energietoeslag.
4.5.
Het enkele feit dat op het aanvraagformulier niet stond vermeld dat het hebben van een energiecontract een voorwaarde is voor het verkrijgen van de energietoeslag, betekent niet dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. De energietoeslag is, zoals ook uit artikel 1, aanhef, onder c, van de beleidsregels blijkt, bedoeld als tegemoetkoming voor de gestegen kosten voor energie. Appellant had bij het indienen van zijn aanvraag dan ook redelijkerwijs kunnen weten dat hij zonder een energiecontract en energiekosten niet voor de energietoeslag in aanmerking kwam. Zo nodig had hij hierover bij het dagelijks bestuur inlichtingen kunnen inwinnen.
4.6.
Voor zover appellant van opvatting is dat het dagelijks bestuur hem, in afwijking van de beleidsregels, al dan niet met toepassing van de hardheidsclausule van artikel 5 van de beleidsregels, toch de energietoeslag had moet toekennen, deelt de Raad die opvatting niet. De stelling van appellant dat hij met zijn aanvraag had kunnen wachten totdat hij wel over een energiecontract beschikte (6 december 2022), kan hem niet baten. Onbekendheid met de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een energietoeslag is geen omstandigheid op grond waarvan het dagelijks bestuur van de beleidsregels had moeten afwijken. Verder staat geenszins vast dat appellant met een aanvraag op of na 6 december 2022 wel voor de energietoeslag in aanmerking was gekomen. Nog daargelaten dat dan de peildatum 1 december 2022 zou zijn geweest, zou ook aannemelijk moeten zijn dat appellant op het opgegeven adres woonde. Zoals ook uit het bestreden besluit blijkt, had het dagelijks bestuur gerede twijfels of appellant wel op het opgegeven adres woonde, heeft appellant medewerking aan een huisbezoek op 22 december 2022 geweigerd en is om die reden zijn aanvraag om algemene bijstand van 9 november 2022 afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2025.

(getekend) E.J.M. Heijs

(getekend) A.H. Hagendoorn-Huls