In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Şimşek, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 november 2022. Het Uwv heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend en heeft bij nadere besluiten van 30 oktober 2024 en 19 december 2024 de beslissing op bezwaar gewijzigd. Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv. De Raad heeft besloten geen zitting te houden en het onderzoek gesloten.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De proceskosten zijn begroot op € 4.535,-, inclusief kosten voor een deskundige en griffierecht. De Raad heeft de kosten van de deskundige van Wpex, ter hoogte van € 3.081,58, ook voor vergoeding in aanmerking laten komen.
De uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van griffier C.M. Snellenberg, en is openbaar uitgesproken op 10 december 2025. Het Uwv wordt veroordeeld tot een totaalbedrag van € 7.616,58 aan kosten, inclusief het griffierecht van € 186,-.