ECLI:NL:CRVB:2025:1806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens laattijdige aanvraag en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van de conclusie dat appellante in de verzekerde periode over arbeidsvermogen beschikte. Appellante stelde dat zij haar arbeidsvermogen al vóór juni 2020 had verloren, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante in de periode van haar achttiende verjaardag tot vijf jaar daarna niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef deze beslissing. De Raad concludeerde dat de medische informatie die appellante had ingediend niet voldoende was om aan te tonen dat zij vóór de verzekerde periode geen arbeidsvermogen had. De uitspraak bevestigde de weigering van de Wajong-uitkering en stelde dat appellante geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht.