Uitspraak
4 december 2024, 23/3172 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 december 2024. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 4 december 2024 verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van hoger beroep eindigde op 16 januari 2025. Het beroepschrift werd echter pas op 27 januari 2025 ontvangen, wat na de termijn was.
De gemachtigde van appellant stelde dat de termijn voor het indienen van hoger beroep was gaan lopen vanaf een nieuwe verzenddatum van 23 december 2024, omdat de uitspraak op 4 december 2024 retour was gekomen. De Raad oordeelde echter dat de termijn al was aangevangen op 5 december 2024 en dat de gemachtigde, als professionele rechtshulpverlener, op de hoogte was van de geldende termijnen. De Raad volgde het standpunt van de gemachtigde niet en concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard zonder verdere onderzoek.