ECLI:NL:CRVB:2025:1823

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
25/106 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na beoordeling door het CIZ

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1972, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege haar psychische en lichamelijke problematiek. De aanvraag is afgewezen door het CIZ, dat op basis van een medisch advies concludeerde dat er geen noodzaak was voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 26 november 2025, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Kaya. Het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater en mr. L. Bruijs. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat zij dagelijks zorg en begeleiding nodig heeft, zorgvuldig overwogen.

De Raad concludeert dat de medisch adviseur van het CIZ op inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd dat de zorgbehoefte van appellante grotendeels kan worden opgevangen met planbare zorg. De stelling van appellante dat er sprake is van valgevaar werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd voor het toekennen van een Wlz-indicatie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.

De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier H. de Brabander, op 10 december 2025.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 december 2024, 23/6707 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
Datum uitspraak: 10 december 2025

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of het CIZ de aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 november 2025. Voor appellante is M. Göbel verschenen, bijgestaan door mr. Kaya. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en mr. L. Bruijs.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 1972, is bekend met psychische en lichamelijke problematiek. Op 10 januari 2023 heeft zij een aanvraag gedaan voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Met een besluit van 23 februari 2023, gehandhaafd met een besluit van 8 september 2023 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellante sprake is van de grondslagen somatische aandoening en psychische stoornis. Een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel heeft het CIZ echter niet kunnen vaststellen. Hieraan heeft het CIZ een medisch advies van 22 augustus 2023 ten grondslag gelegd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – onder meer – geoordeeld dat de medisch adviseur van het CIZ gemotiveerd heeft toegelicht dat de hulp die appellante wegens haar psychische en lichamelijke klachten nodig heeft grotendeels met planbare zorg kan worden opgevangen. Het gevreesde gevaar dat appellante zichzelf zonder constante zorg zou verwaarlozen, kan worden ondervangen door de inzet van thuiszorg of wijkverpleging. Als dat nodig is om toegang te krijgen tot de woning, zou de zorgverlener gebruik kunnen maken van een sleutelkastje. Voor zover appellante behoefte heeft aan hulp op niet-planbare momenten, kan zij zelf hulp inschakelen. De stelling van appellante dat sprake is van valgevaar is onvoldoende voor een indicatie voor zorg op grond van de Wlz.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft tegen die uitspraak – samengevat en voor zover van belang – aangevoerd dat zij als gevolg van haar psychische en lichamelijke problematiek dagelijks zorg en begeleiding nodig heeft op zowel geplande als ongeplande momenten. Appellante kan geen (veilig) gebruik maken van hulpmiddelen ter voorkoming van valgevaar en zij is niet in staat om op relevante momenten hulp in te roepen. Appellante is blijvend aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat appellante geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz en de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hieraan het volgende toe.
4.2.
De medisch adviseur van het CIZ heeft de door appellante verstrekte medische informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken en op inzichtelijke wijze gemotiveerd dat voor appellante geen noodzaak bestaat voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. De medisch adviseur heeft overtuigend uiteengezet dat de zorgbehoefte van appellante grotendeels kan worden ondervangen met planbare zorg, zoals hulp bij het nuttigen van maaltijden, hulp bij het innemen van medicatie en hulp bij het opstaan uit bed. De Raad ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie van de medisch adviseur dat appellante op ongeplande momenten in staat is om hulp in te roepen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een alarmknop of van haar smartwatch. Ook twijfelt de Raad niet aan de beoordeling van de medisch adviseur dat appellante hulp kan afwachten. Voor de stelling dat appellante in een situatie van ernstig nadeel komt als niet direct hulp wordt geboden zijn in de beschikbare gegevens geen aanknopingspunten te vinden. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het bestaan van valgevaar op zich geen omstandigheid is voor het toekennen van een Wlz-indicatie. Het moet immers gaan om een reëel risico op ernstig nadeel, dat gebaseerd is op onderbouwde verwachtingen. De enkele mogelijkheid dat een bepaald gevaar bestaat is op zichzelf niet genoeg. [1] Het CIZ wordt gevolgd dat uit de beschikbare gegevens niet blijkt dat sprake is van een dergelijk (reëel) risico.
4.3.
Appellante komt alleen hierom al niet in aanmerking voor Wlz-zorg. Dit betekent dat onbesproken kan blijven of bij appellante sprake is van een blijvende zorgbehoefte.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins in tegenwoordigheid van H. de Brabander als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025.

(getekend) D. Hardonk-Prins

(getekend) H. de Brabander

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1, eerste en tweede lid, van de Wlz
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a.
blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b.
permanent toezicht:onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c.
ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d.
zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e.
regieproblemen:beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2013/14, 33891, nr. 3, p. 147.