ECLI:NL:CRVB:2025:1830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad oordeelde dat er bij appellant met ingang van 19 december 2022 geen sprake was van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na 12 november 2018, zoals vereist volgens artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA. Appellant had aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische klachten waren toegenomen, maar de Raad volgde dit standpunt niet. De medische onderzoeken waren zorgvuldig uitgevoerd en de conclusies van de verzekeringsartsen waren deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellant had geen nieuwe argumenten of medische gegevens ingebracht die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze hadden vastgesteld dat er geen toename van beperkingen was en dat de eerdere WIA-uitkering terecht was geweigerd. De uitspraak van de Raad betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.