ECLI:NL:CRVB:2025:1841
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering om terug te komen van het besluit tot weigering een Wajong-uitkering toe te kennen na herhaalde aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een eerder besluit van 16 mei 2014, waarin appellante geen Wajong-uitkering werd toegekend. Appellante stelde dat haar belastbaarheid in 2014 onjuist was vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht het verzoek om herziening had afgewezen.
Appellante, geboren in 1996, had in 2014 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde dat zij in staat was om 100% van het minimumjeugdloon te verdienen. Na meerdere aanvragen en afwijzingen, waaronder een verzoek om terug te komen op het besluit van 16 mei 2014, heeft de rechtbank Limburg in 2022 geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de door appellante ingebrachte medische informatie niet leidde tot een ander inzicht in haar situatie. De Raad volgde de rechtbank in haar conclusie dat de eerder vastgestelde belastbaarheid van appellante niet onjuist was en dat er geen aanleiding was om terug te komen op de eerdere afwijzing van de Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.