ECLI:NL:CRVB:2025:1848
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WIA-uitkering en proceskostenveroordeling na vaststelling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de vraag of betrokkene recht heeft op een WIA-uitkering per 16 november 2020. Het Uwv had aanvankelijk de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%, wat leidde tot een weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en bepaald dat zij recht heeft op een WIA-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. Het Uwv heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Na inschakeling van een deskundige heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 39,46% en alsnog een WIA-uitkering toegekend. Betrokkene heeft aangegeven het eens te zijn met dit besluit. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting en na het rapport van de deskundige is het onderzoek gesloten. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van betrokkene moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 1.360,50 en dat er een griffierecht van € 548,- moet worden geheven. De uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van J.A. Adjei-Asamoah als griffier.