ECLI:NL:CRVB:2025:187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv en de rol van deskundigen in het hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv. De zaak betreft de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 1 december 2019 en per 7 februari 2020, die door het Uwv op 72,04% is vastgesteld. Appellant, die zich ziekmeldde op 9 januari 2017, betwistte deze vaststelling en stelde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. De Raad volgde echter de deskundige, drs. P. Geurs, die op basis van een zorgvuldig onderzoek concludeerde dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid juist was. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een toereikende medische en arbeidskundige grondslag. De rechtbank had eerder de bezwaren van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad bevestigde deze uitspraak. De deskundige had overtuigend gemotiveerd dat de informatie over de migraineklachten van appellant geen aanleiding gaf om meer beperkingen aan te nemen dan reeds in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgelegd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de deskundige niet te volgen in haar conclusies, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand bleven.