ECLI:NL:CRVB:2025:191

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
23/3145 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. V.C.D. Klaassen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/486. Tijdens de behandeling van de zaak op 6 juni 2024 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. G.J. Sjoer. Op 14 augustus 2024 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 1 oktober 2024 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 5 februari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:191, geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. Dit is gebaseerd op artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 4.081,50, inclusief griffierechten van in totaal € 186,- die het Uwv aan appellante moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van griffier D. Kovac, en is openbaar uitgesproken op 5 februari 2025. De beslissing benadrukt de verplichting van het Uwv om de gemaakte kosten te vergoeden, wat een belangrijke overweging is in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

23/3145 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 oktober 2023, 23/486 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 februari 2025
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. V.C.D. Klaassen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 juni 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Klaassen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Sjoer.
Het Uwv heeft op 14 augustus 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 1 oktober 2024 heeft mr. Klaassen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met het nieuwe besluit op bezwaar van 14 augustus 2024 volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. Tegelijkertijd heeft appellante de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 2.267,50 in beroep (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 0,5 punt voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €907,-) en €1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van een hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,-) voor verleende rechtsbijstand.
Het totale bedrag van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedraagt € 4.081,50.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep (€50,-) en in hoger beroep (€136,-) betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van €4.081,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal €186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt, in tegenwoordigheid van D. Kovac als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025.
(getekend) E. Dijt
(getekend) D. Kovac