ECLI:NL:CRVB:2025:223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door onderverhuur
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant. De zaak betreft de schending van de inlichtingenverplichting door appellant, die zijn woonsituatie niet correct heeft gemeld. Appellant ontving sinds 18 juli 2017 bijstand op basis van de Participatiewet, maar na een melding van de woningbouwvereniging over onderhuur op zijn uitkeringsadres, heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek toonde aan dat appellant zijn woning op het uitkeringsadres onderverhuurde aan meerdere personen en daar zelf niet verbleef. Appellant heeft deze situatie niet gemeld, wat leidde tot de conclusie dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden en dat zijn recht op bijstand wel kon worden vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college voldoende bewijs had geleverd dat appellant zijn woning onderverhuurde en dat hij niet op het uitkeringsadres verbleef. De schriftelijke verklaringen van de onderhuurders waren daarbij cruciaal.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit betekent dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand blijven. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.