ECLI:NL:CRVB:2025:315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante, geboren in 1991, heeft een aangeboren aandoening, Cerebrale Parese, en stelt dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellante in de relevante periode van haar achttiende tot haar drieëntwintigste jaar niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat zij in die periode arbeidsvermogen had. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 22 januari 2025 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische gegevens en het belastbaarheidsoordeel van het Uwv. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante in de relevante periode arbeidsvermogen had en dat de weigering van de Wajong-uitkering terecht is. De rechtbank heeft de proceskosten in beroep vergoed, maar appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten in hoger beroep, omdat het hoger beroep niet slaagt.