ECLI:NL:CRVB:2025:451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante stelt dat zij op haar achttiende verjaardag en in de vijf jaar daarna duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikte, en daarom recht heeft op een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellante in die periode wel arbeidsvermogen had, onderbouwd door haar vwo-diploma en haar arbeidsverleden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 februari 2025, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat. Het Uwv was niet aanwezig. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante over arbeidsvermogen beschikte, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere besluiten van het Uwv kunnen ondermijnen, en dat de medische beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd. De Raad bevestigt de weigering van de Wajong-uitkering en wijst de proceskostenvergoeding af.