ECLI:NL:CRVB:2025:560
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om verdere terugwerkende kracht van de heropening van de WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzocht om verdere terugwerkende kracht van de heropening van zijn WAO-uitkering, die met ingang van 23 februari 2011 was heropend. Het verzoek werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals vereist door artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij het benodigde uittreksel uit het bevolkingsregister niet eerder kon overleggen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar het Uwv handhaafde zijn eerdere beslissing. De Raad oordeelde dat de verklaring die de appellant had overgelegd, niet leidde tot een andere beslissing, omdat deze niet aantoonde dat hij daadwerkelijk op het opgegeven adres had gewoond. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waardoor de weigering van het Uwv om terug te komen op het besluit van 24 april 2019 in stand bleef. De appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.