ECLI:NL:CRVB:2025:562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na WIA-beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een ZW-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 9 juni 2023. Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat is om de eerder geselecteerde functies in het kader van de WIA-beoordeling te verrichten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft geweigerd, omdat niet is gebleken dat de medische beperkingen van appellante zijn toegenomen sinds de WIA-beoordeling. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat appellante weliswaar arbeidsongeschikt is, maar niet in een mate die recht geeft op een uitkering. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van de Raad is gedaan op 9 april 2025, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.C. Walker, en het Uwv door mr. Y. Huisman. De Raad concludeert dat de medische beperkingen van appellante op de datum in geding niet zijn toegenomen, waardoor de eerder geselecteerde functies nog steeds geschikt zijn voor haar.