Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Artikel 7 van het Schattingsbesluit (tekst geldend op 13 maart 2021):
1. Bij de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en in artikel 1 van de Wet WIA, worden het inkomen, de inkomsten uit arbeid en de verdiensten van de gezonde of de niet-jonggehandicapte persoon bepaald door van de verzekerde of de jonggehandicapte in aanmerking te nemen:
a. het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de werknemer in de zin van die wet;
b. het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, voor zover de verzekerde of de jonggehandicapte niet als werknemer als bedoeld in onderdeel a inkomen verdient;
c. het belastbaar loon of het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1, onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en artikel 3.92 van die wet, voor zover de verzekerde of de jonggehandicapte geen werknemer is als bedoeld in de onderdelen a en b;
d. de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van die wet en vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid, onderdelen a, b en c, van die wet, niet geacht worden te behoren tot de winst.
2. Indien de berekening van het resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, of de winst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, leidt tot een negatief bedrag, wordt het resultaat, onderscheidenlijk de winst op nihil gesteld.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, wordt voor de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en in artikel 1 van de Wet WIA niet als inkomen, inkomsten uit arbeid of verdiensten in aanmerking genomen:
a. het loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;
b. loondervingsuitkeringen, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de Toeslagenwet en de door de werkgever betaalde aanvullingen op die uitkeringen;
c. de eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
d. een uitkering die de werknemer heeft genoten op grond van de aanspraak, bedoeld in artikel 39d, van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder dat er sprake is van onbetaald extra verlof.
Artikel 7a van het Schattingsbesluit:
1. Het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW en artikel 1 van de Wet WIA, wordt vastgesteld door het loon, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b, dat de verzekerde of de jonggehandicapte met de maatgevende arbeid in het refertejaar heeft verdiend te delen door het aantal uren van die maatgevende arbeid in het refertejaar, waarbij het loon geacht wordt te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.
2. Bij de toepassing van het eerste lid worden het loon verdiend met maatgevende arbeid en het aantal uren van de maatgevende arbeid in volledige aangiftetijdvakken in aanmerking genomen en worden daarbij de aangiftetijdvakken buiten beschouwing gelaten waarin geen sprake is van maatgevende arbeid van de verzekerde of de jonggehandicapte of waarin sprake is van arbeid in een urenomvang die niet maatgevend is.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt een andere periode van maximaal één jaar vast waarover het inkomen en het aantal uren van de maatgevende arbeid in aanmerking worden genomen, indien in het refertejaar geen sprake is van maatgevende arbeid of van arbeid van een urenomvang die maatgevend is.
4. Indien de verzekerde of de jonggehandicapte feitelijk geen inkomen heeft verdiend met maatgevende arbeid of arbeid van een urenomvang die maatgevend is, neemt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het inkomen in aanmerking, dat de verzekerde of de jonggehandicapte zou hebben verdiend, indien hij de maatgevende arbeid of arbeid in de urenomvang die maatgevend is, zou hebben verricht, alsmede het aantal uren van die arbeid.
5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan loon in aanmerking nemen, waarvan geen opgave is gedaan in de aangiftetijdvakken in het refertejaar, indien de verzekerde aantoont, dat hij daarop wel recht had in die aangiftetijdvakken.
Artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen:
1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder loon verstaan het loon en de gage overeenkomstig de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Tot het loon behoren niet:
a. hetgeen uit een vroegere dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt genoten met uitzondering van uitkeringen op grond van een werknemersverzekering of wachtgeld als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, tweede zin, van de Werkloosheidswet en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat en met uitzondering van toeslagen op grond van de Toeslagenwet;
b. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen b tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964;
c. een tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.