Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak staat de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante per 1 juli 2022 centraal. Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat is om passende functies te verrichten en dat zij recht heeft op een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad volgt de argumentatie van het Uwv dat appellante meer dan 65% kan verdienen van haar laatst verdiende loon, en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen zorgvuldig zijn uitgevoerd.
Het procesverloop laat zien dat appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.H.J. aan de Stegge, hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 5 maart 2025 heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door mr. D de Jong. De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv als voldoende zorgvuldig beoordeeld, ondanks de bezwaren van appellante over het ontbreken van een lichamelijk onderzoek.
De Raad concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd heeft dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. De beëindiging van de ZW-uitkering per 1 juli 2022 blijft dan ook in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.