ECLI:NL:CRVB:2025:590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
23/1201 SUWI
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het correctieverzoek van appellante inzake loongegevens in de polisadministratie door het Uwv

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar correctieverzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar loongegevens in de polisadministratie. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 april 2025 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Düșünceli, betwistte de juistheid van de loongegevens zoals vermeld in de polisadministratie. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. M.W.A. Blind, heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de loongegevens correct zijn en dat appellante niet heeft aangetoond dat deze onjuist zijn.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 5 maart 2025, waar appellante en haar advocaat aanwezig waren. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in eerdere correspondentie met het Uwv heeft aangegeven dat haar ex-werkgever een nabetaling heeft gedaan die niet in de loongegevens verwerkt had moeten worden. Het Uwv heeft echter in zijn besluiten en tijdens de zitting aangegeven dat de loongegevens in de polisadministratie overeenkomen met de salarisspecificaties die appellante heeft overgelegd.

De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard en het Uwv in het gelijk gesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd, omdat appellante niet heeft aangetoond dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de afwijzing van het correctieverzoek in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet succesvol was.

Uitspraak

23/1201 SUWI
Datum uitspraak: 16 april 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 maart 2023, 21/5463 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht het correctieverzoek van appellante met betrekking tot haar loongegevens in de polisadministratie heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E. Düșünceli, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 maart 2025. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Düșünceli. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak 23/1194 WIA. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Op 6 december 2020 heeft appellante bij het Uwv een verzoek ingediend tot wijziging van haar loongegevens in de polisadministratie. Volgens appellante is het salaris van januari tot en met maart 2017 zoals vermeld in de polisadministratie, onjuist. Bij brief van 28 juni 2021 heeft het Uwv aangegeven dat het extra informatie nodig heeft van appellante om haar verzoek door te kunnen sturen naar de Belastingdienst.
1.2.
Op 2 augustus 2021 heeft appellante het correctieverzoek aangevuld en verschillende stukken overgelegd. Volgens appellante is door haar ex-werkgever [naam ex-werkgever] in januari 2017 een nabetaling gedaan van de uren van oktober 2016 en zou dat niet meegenomen moeten worden in de verwerking van het loon van januari 2017. Verder heeft ex-werkgever [ex-werkgever B.V.] volgens appellante het loon van maart 2017 doorgegeven als loon van februari 2017. Volgens appellant is hierdoor haar WW-uitkering ten onrechte beëindigd per 1 februari 2017 en dient zij nog een nabetaling van ziekengeld te krijgen.
1.3.
Bij brief van 9 augustus 2021 heeft het Uwv aan appellante laten weten dat het sv-loon (heffingsloon) van [naam ex-werkgever] en [ex-werkgever B.V.] in de loonaangifte over februari en maart 2017 overeenkomt met het heffingsloon in de salarisspecificaties. Verder heeft het Uwv toegelicht dat voor de Belastingdienst en het Uwv bepalend is wanneer het loon is ontvangen. Hierna heeft appellante nog bankafschriften toegestuurd van ontvangen salaris van [ex-werkgever B.V.] over de periode van 23 februari 2017 tot en met 18 mei 2017.
1.4.
Bij brief van 7 september 2021 heeft het Uwv opnieuw gemeld dat de loongegevens in de salarisspecificaties overeenkomen met het heffingsloon in de loonaangifte. Daarom stuurt het Uwv het correctieverzoek niet door aan de Belastingdienst. Verder heeft het Uwv in deze brief appellante geadviseerd contact op te nemen met de salarisadministratie van haar werkgevers omdat alleen deze de loongegevens in de loonaangifte kunnen wijzigen.
1.5.
Bij besluit van 26 oktober 2021 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen de brief van 7 september 2021 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.6.
Tijdens de procedure in beroep bij de rechtbank, heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en het bestreden besluit van 20 december 2021 (bestreden besluit 2) genomen. Het Uwv gaat er nu wel van uit dat de brief van 7 september 2021 een besluit is en heeft daarom het bezwaar alsnog inhoudelijk beoordeeld. Volgens het Uwv is het correctieverzoek van appellante terecht afgewezen, omdat de salarisspecificaties en de loonstaten die appellante heeft toegezonden overeenkomen met de loongegevens van februari en maart 2017 die het Uwv van de Belastingdienst heeft ontvangen en zijn opgenomen in de polisadministratie. Appellante heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat de loongegevens in de polisadministratie feitelijk onjuist of onvolledig zijn.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar van 20 december 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Awb betrokken in de beoordeling. De rechtbank heeft vervolgens het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard omdat niet gesteld of gebleken is dat appellante nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dat besluit. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht aan appellante moet terugbetalen omdat het Uwv in de beroepsprocedure het bestreden besluit van 26 oktober 2021 heeft vervangen door het bestreden besluit van 20 december 2021. Appellante heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. De loongegevens die op de salarisspecificaties en loonstaten staan die appellante heeft opgestuurd komen overeen met de loongegevens zoals die in de polisadministratie van het Uwv zijn opgenomen. Appellante heeft aangegeven een terugvordering van ziekengeld te verwachten, maar de gemachtigde van het Uwv heeft op de zitting verklaard dat hem niets bekend is over een eventuele terugvordering. Als in de toekomst een geschil zou ontstaan over de hoogte van het dagloon, dan kan appellante in die procedure haar standpunt daarover naar voren brengen. Wat appellante naar voren heeft gebracht over het loon van [naam ex-werkgever] maakt volgens de rechtbank ook niet dat de gegevens die daarover in de polisadministratie zijn opgenomen onjuist zijn. Het Uwv heeft hierover aan appellante toegelicht dat bepalend is wanneer het loon is ontvangen. Volgens appellante is met opzet een einde gemaakt aan haar WW-uitkering, maar de procedure daarover is inmiddels gevoerd en de juistheid van de beëindiging van de WW-uitkering staat in rechte vast.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellante is de uitspraak onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd. Appellante handhaaft in hoger beroep het standpunt dat het geregistreerde salaris van januari tot maart 2017 niet klopt. Volgens appellante is door [naam ex-werkgever] in januari 2017 een nabetaling gedaan van de uren van oktober 2016 en zou dat dus niet meegenomen moeten worden in de verwerking van het loon van januari 2017. Verder heeft [ex-werkgever B.V.] volgens appellante het loon van maart 2017 doorgegeven als loon van februari 2017.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank het bestreden besluit van het Uwv inhoudende de afwijzing van het correctieverzoek van appellante met betrekking tot de gegevens in de polisadministratie terecht in stand heeft gelaten. Dit doet de Raad aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 33, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) zorgt het Uwv voor de inrichting en adequate werking van de polisadministratie. Artikel 33c, derde lid, van de Wet SUWI bepaalt dat als de gegevens niet juist of niet volledig zijn, de werknemer een verzoek indient tot onverwijlde rectificatie van onjuiste gegevens bij het Uwv met aanduiding van de juiste gegevens.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak mag het Uwv uitgaan van de gegevens in de polisadministratie, tenzij appellante aantoont dat deze gegevens onjuist zijn. [1]
4.3.
De gronden waarop het hoger beroep berust, zijn in essentie een herhaling van wat appellante in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak afdoende gemotiveerd besproken in haar overwegingen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat de loongegevens in de polisadministratie onjuist zijn.
4.4.
In de door appellante overgelegde mailwisselingen inzake haar dienstrooster ziet de Raad geen aanleiding voor een ander oordeel. Appellante heeft niet onderbouwd tot welke conclusies deze stukken zouden moeten leiden met betrekking tot de betaling van het loon. Uit de e-mails blijkt onder meer dat de uren na bevestiging van de diensten nog wel eens wijzigen. Aan de hand van deze informatie kan dan ook niet vastgesteld worden wat daadwerkelijk gewerkt is. Ook het door appellante in hoger beroep ingebrachte stuk bij brief van 18 februari 2025, door gemachtigde van appellante aangeduid als ‘dagloon 2017’, brengt de Raad niet tot een andere conclusie. Het in dat stuk opgenomen sv-loon over de periode van 6 februari 2017 tot en met 26 februari 2017, komt overeen met het sv-loon bij ex-werkgever [ex-werkgever B.V.] over februari 2017 zoals opgenomen in de polisadministratie.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat het besluit tot afwijzing van het correctieverzoek in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van C.M. Snellenberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) C.M. Snellenberg

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 30 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2455.