Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een ANW-uitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor een ANW-uitkering na het overlijden van haar echtgenoot. De Svb had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat de echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de ANW, omdat hij niet in Nederland woonde of werkte en ook niet vrijwillig verzekerd was. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing van de Svb ongegrond verklaard, waardoor het besluit van de Svb rechtens onaantastbaar werd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij zich in een slechte financiële situatie bevindt en geld nodig heeft om haar gezin te onderhouden. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de aanvraag kunnen rechtvaardigen. De Raad bevestigt dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor het toekennen van een ANW-uitkering. De financiële situatie van appellante kan niet leiden tot recht op een uitkering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten.