ECLI:NL:CRVB:2025:625
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over verplichtstelling werknemersverzekeringen en schadevergoeding
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin werd geoordeeld dat hij in de periode van 3 januari 2017 tot 1 mei 2017 niet verplicht verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 12 maart 2025, waarbij appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. D. de Jong. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellant en [naam bedrijf], omdat er geen loon was overeengekomen en appellant enkel werkzaamheden verrichtte in het kader van een re-integratietraject met behoud van uitkering.
De Raad heeft de gronden van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze in essentie een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten. De rechtbank had gemotiveerd op deze gronden ingegaan en de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. Het standpunt van appellant dat hij een bedrag van € 5.000,- van de gemeente had ontvangen, werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat het verzoek om schadevergoeding terecht is afgewezen. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.