ECLI:NL:CRVB:2025:645

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
23/2761 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens betrokkenheid bij hennepteelt en schending van de inlichtingenverplichting

In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand met ingang van 2 maart 2021, de terugvordering van bijstands kosten tot een bedrag van € 17.522,07, de oplegging van een boete van € 930,- en de afwijzing van een na de intrekking ingediende aanvraag om bijstand. Het college heeft deze besluiten genomen op basis van de conclusie dat appellant betrokken was bij hennepteelt en de inlichtingenverplichting heeft geschonden door dit niet te melden. De rechtbank heeft de besluiten van het college in stand gelaten.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak werd behandeld door P.W. van Straalen, waarbij appellant werd bijgestaan door mr. L. de Widt, advocaat, en het college werd vertegenwoordigd door D.F.G. Platter. De Raad concludeert dat er voldoende feitelijke grondslag is voor de conclusie van het college dat appellant betrokken was bij hennepteelt. Dit blijkt uit diverse onderzoeksbevindingen van de politie en sociale recherche, waaronder observaties en afgeluisterde gesprekken.

De Raad oordeelt dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellant voldoende is aangetoond. De eerdere oogst van hennep, zoals verklaard door de bewoner van de woning waar de kwekerij was aangetroffen, ondersteunt de conclusie van het college. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en laat de besluiten tot intrekking, terugvordering, oplegging van de boete en afwijzing van de aanvraag in stand. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

23.2761 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 16 augustus 2023, 23/904 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
Datum uitspraak: 15 april 2025
Zitting heeft: P.W. van Straalen
Griffier: B.F.C. Wiedenhof
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 april 2025. Appellant is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. L. de Widt, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door D.F.G. Platter.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Het gaat in deze zaak om een intrekking van bijstand met ingang van 2 maart 2021, om een terugvordering van de over de periode van 2 maart 2021 tot en met 31 januari 2022 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 17.522,07, om een boete van € 930,- en om de afwijzing van een na de intrekking ingediende aanvraag om bijstand. Het college heeft aan de intrekking, terugvordering en de boete ten grondslag gelegd dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij activiteiten heeft verricht ten behoeve van hennepkwekerijen en daaruit inkomsten heeft verkregen. Als gevolg daarvan kan het recht op bijstand niet vastgesteld worden. Aan de afwijzing van de aanvraag om bijstand heeft het college, samengevat, ten grondslag gelegd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. De rechtbank heeft de besluiten tot intrekking, terugvordering, oplegging van de boete en de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten.
Schending van de inlichtingenverplichting
2.1.
Het college heeft zich op basis van onder meer de volgende in het dossier aanwezige onderzoeksbevindingen van de politie en sociale recherche op het standpunt gesteld dat appellant betrokken is geweest bij hennepteelt. De politie is een onderzoek gestart naar aanleiding van een melding, inhoudend dat er vermoedelijk sprake is van een hennepkwekerij in een woning op een adres in [plaats] en dat die woning om de paar dagen wordt bezocht door één of twee mannen die om de paar weken met bigshoppers de woning uitlopen. Het bij de melding doorgegeven kenteken van de auto waar de mannen in zouden rijden staat op naam van appellant. Uit de door de politie opgevraagde gegevens van het telefoonnummer van de bewoner van de woning in [plaats] blijkt onder meer dat hij frequent contact heeft met een telefoonnummer dat op naam van appellant geregistreerd is. De politie heeft vervolgens de reisbewegingen van de telefoon van appellant geanalyseerd. Daaruit blijkt dat appellant in de periode van januari 2021 tot en met juni 2021 vaak in [plaats] kwam en ook op andere plaatsen in heel Nederland en België. Uit raadpleging van het automatische kentekenregistratiesysteem blijkt eveneens dat het kenteken van de auto van appellant veelvuldig door heel Nederland is gesignaleerd. Op 20 juli 2021 is de politie de woning in [plaats] binnengetreden. Er is in die woning een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, verdeeld over drie afzonderlijke kweekruimtes, met in totaal 464 planten. Vervolgens heeft de politie een camera opgezet bij het adres waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Op de beelden is te zien dat appellant, kort na de ontmanteling op 20 juli 2021, in zijn auto komt aanrijden, hij aanbelt bij de woning en de woning betreedt. De politie heeft de telefoongesprekken van appellant afgeluisterd. In de weergave van een afgeluisterd gesprek van 20 juli 2021 staat dat appellant een derde heeft gebeld met de boodschap dat “
het bij [X] total loss is”. Appellant is op 26 oktober 2022 door de politie aangehouden. De politie heeft in zijn woning materialen aangetroffen die doorgaans gebruikt worden in een hennepkwekerij. De bewoner van de woning in [plaats] heeft tijdens een verhoor ten overstaande van de politie appellant herkend van een foto en verklaard dat hij appellant kent uit het asielzoekerscentrum, hij daar door appellant is geronseld voor het opzetten van een hennepkwekerij, appellant alle materialen voor de kwekerij heeft gebracht, appellant en een derde de kwekerij hebben opgebouwd en dat zij de kwekerij hebben onderhouden. Er heeft een eerdere oogst plaatsgevonden en de hennep is met appellant en de derde meegegaan. De sociale recherche heeft na ontvangst van de onderzoeksbevindingen van de politie zelf nog nader onderzoek verricht. Daaruit blijkt onder meer dat appellant sinds de aanschaf van zijn auto, in mei 2020, tot en met januari 2022 bijna 100.000 kilometer heeft gereden en hij in verschillende maanden in de hier in geschil zijnde periode niet tot nauwelijks uitgaven heeft gedaan voor zijn levensonderhoud en er ook weinig betalingen zichtbaar waren voor brandstof.
2.2.
De onder 2.1 genoemde omstandigheden vormen, in onderlinge samenhang bezien, voldoende feitelijke grondslag voor de conclusie van het college dat appellant betrokken was bij hennepteelt en hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden door hiervan geen melding te maken. Dat, zoals appellant heeft aangevoerd, niet duidelijk is waar de camera bij de woning in [plaats] was geplaatst en uit de daarmee verkregen beelden niet afgeleid kan worden dat hij in de kwekerij zelf werkzaamheden heeft verricht, vormt geen aanleiding voor een ander oordeel. De camerabeelden dienen slechts als steunbewijs voor de betrokkenheid van appellant bij de hennepkwekerij. Dat geldt ook voor de beroepsgrond van appellant dat niet duidelijk is dat de in zijn woning aangetroffen materialen in de kwekerij in [plaats] zijn gebruikt. Voor de ter zitting gedane stelling dat deze materialen niet van appellant waren ontbreekt een onderbouwing. Het betoog van appellant dat de hoge kilometerstand in zijn auto te verklaren is doordat zijn kilometerteller defect was en hij deze heeft vervangen, kan hem evenmin baten. Appellant heeft met de overgelegde factuur van de autosloperij niet onderbouwd dat zijn kilometerteller is vervangen, nu daaruit slechts blijkt dat er € 50,- is betaald voor ‘onderdelen’. Bovendien heeft de sociale recherche contact gezocht met de eigenaar van de sloperij en die heeft verklaard dat niet achterhaald kan worden op welk onderdeel de overgelegde factuur ziet. Anders dan appellant heeft aangevoerd blijkt uit een in het dossier aanwezig rapport dat de sociale recherche de conclusie dat appellant in twintig maanden bijna 100.000 kilometer heeft gereden, heeft gebaseerd op de kilometerstand die de auto van appellant bij aanschaf in mei 2020 had en de door hen opgenomen kilometerstand in januari 2022. Dat appellant veel kilometers zou hebben gereden vindt bovendien steun in de automatische kentekenregistraties en de vele pintransacties door heel Nederland.
Eerdere oogst
3.1.
Appellant heeft verder aangevoerd dat het college uitgaat van een eerdere oogst, maar dat uit het rapport van de politie onvoldoende blijkt op basis waarvan die conclusie is getrokken.
3.2.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. In het rapport van de politie is opgenomen dat de politie uitgaat van één eerdere oogst. Omdat de aangetroffen hennepplanten ten tijde van de ontmanteling oogstrijp waren, heeft de politie de startdatum van de kwekerij bepaald op 2 maart 2021. Dat sprake is geweest van een eerdere oogst kan worden afgeleid uit de verklaring van de bewoner van de woning in [plaats] . Hij heeft tijdens het verhoor bij de politie verklaard dat één keer is geoogst en appellant en zijn vriend de hennep toen hebben meegenomen. Steun hiervoor kan worden gevonden in de uitpeiling van de locatie van de telefoon van appellant. Daaruit blijkt namelijk dat de telefoon van appellant sinds januari 2021 met regelmaat in [plaats] was.
Conclusie
4. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt. Dat betekent dat de besluiten tot intrekking, terugvordering, oplegging van een boete en afwijzing van de aanvraag in stand blijven. Voor een kostenveroordeling is dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
B.F.C. Wiedenhof P.W. van Straalen