ECLI:NL:CRVB:2025:646
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van schending inlichtingenverplichting en hoofdverblijf op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand op basis van de Participatiewet per 23 september 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de intrekking na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 26 januari 2023. Het college stelt dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met een derde persoon op diens adres en dat zij niet langer haar hoofdverblijf had op het door haar opgegeven uitkeringsadres. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het besluit vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante en de derde persoon in de relevante periode een gezamenlijke huishouding voerden, maar dat het college wel aannemelijk heeft gemaakt dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden.
Appellante heeft aangevoerd dat er onvoldoende feitelijke grondslag is voor het standpunt van het college en dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat er geen tolk aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellante in de te beoordelen periode niet haar hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. De intrekking van bijstand blijft in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.