ECLI:NL:CRVB:2025:650

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
23/980 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 maart 2023. Op 22 november 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant. Vervolgens heeft de appellant op 7 januari 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de proceskosten, omdat het bestuursorgaan geheel aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 3.164,60, inclusief reiskosten en griffierecht. De Raad heeft de zaak zonder nadere zitting behandeld, omdat partijen geen verzoek om een zitting hebben ingediend. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 april 2025
23/980 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 maart 2023, 22/1832 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 22 november 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 7 januari 2025 heeft mr. Van Dijk namens appellant het hoger beroep ingetrokken en de Raad gelijktijdig verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een nadere zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 november 2024 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Aangezien de rechtbank het Uwv reeds heeft veroordeeld in de gemaakte kosten in beroep, moet de Raad nog slechts oordelen over de in bezwaar en hoger beroep gemaakte kosten.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.294,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting) en € 1.814,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting komen tot een bedrag van € 56,60 (openbaar vervoer 2de klas) voor vergoeding in aanmerking. Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten bedraagt daarmee € 3.164,60.
Ook moet het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht ter hoogte van € 136,- vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.164,60;
  • bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) A.M. Korver