ECLI:NL:CRVB:2025:652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant door het Uwv per 21 september 2023, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij niet in staat zou zijn om de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad heeft ook overwogen dat appellant geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die de eerdere beoordelingen zou kunnen ondermijnen. De beëindiging van de WIA-uitkering blijft dus in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.