ECLI:NL:CRVB:2025:659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op grond van arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante stelt dat zij op [geboortedatum] 2021 duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikt, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd de uitkering toe te kennen. De Raad volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die op 31 mei 2023 heeft gerapporteerd dat er geen medische gronden zijn die het ontbreken van basale werknemersvaardigheden rechtvaardigen. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat is om te werken, maar de Raad oordeelt dat zij, met de juiste begeleiding en in een prikkelarme omgeving, in staat is om bepaalde taken uit te voeren. De Raad concludeert dat appellante op de relevante datum over arbeidsvermogen beschikte, waardoor zij niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.