Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.Deze voorwaarden behoeven daarom geen bespreking.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant heeft op 10 maart 2022 een aanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij als jonggehandicapte moest worden aangemerkt omdat hij duurzaam geen arbeidsvermogen zou hebben. Het Uwv heeft echter vastgesteld dat appellant wel degelijk arbeidsvermogen heeft en heeft de aanvraag afgewezen. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht, maar heeft het Uwv de gelegenheid gegeven om een gebrek in de besluitvorming te herstellen. Na aanvullend onderzoek heeft de rechtbank de einduitspraak gedaan, waarin het bestreden besluit van het Uwv werd vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand werden gelaten. Appellant is het niet eens met deze uitspraken en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant per 10 maart 2022 over arbeidsvermogen beschikt. De Raad heeft de aangevallen uitspraken bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.