ECLI:NL:CRVB:2025:664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de WIA-uitkering en de geschiktheid van functies voor appellant
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WIA-uitkering van appellant naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,58% door het Uwv. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 april 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Akdeniz, en een tolk. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten. De Raad oordeelt dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft verlaagd. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad concludeert dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de FML van 23 augustus 2022. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, medisch passend zijn voor appellant. Het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen wordt afgewezen, omdat er geen noodzakelijke twijfel aan de medische beoordeling bestaat. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 30 april 2025.