ECLI:NL:CRVB:2025:671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na ziekmelding
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellante een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen per 2 juni 2021. Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat was om haar eigen werk als administratief medewerkster te verrichten. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Gelderland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft geweigerd. De Raad oordeelt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er voldoende motivatie is gegeven waarom appellante geschikt werd geacht voor haar eigen werk op de datum in geding. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante, die voornamelijk een herhaling zijn van eerdere argumenten, niet overtuigend geacht. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die heeft vastgesteld dat appellante per 2 juni 2021 geschikt was voor haar functie. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.