In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 15 augustus 2018. Appellante is van mening dat zij meer beperkingen heeft dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft aangenomen, en dat de voor haar geselecteerde functies niet geschikt zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv ten onrechte heeft aangenomen dat de beperking van wazig zien alleen geldt bij naar rechts kijken. Dit betekent dat het Uwv bij de selectie van geschikte functies had moeten uitgaan van meer beperkingen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten en draagt het Uwv op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaarschrift van appellante. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 30 april 2025.