ECLI:NL:CRVB:2025:686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 7 september 2023. Appellant, die sinds 2012 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), heeft zich op 19 augustus 2022 ziekgemeld. Het Uwv heeft appellant na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts geschikt geacht voor zijn eigen werk, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat is om te werken. Hij heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat er een deskundige benoemd moet worden. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv in stand gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat appellant belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt. De Raad bevestigt de beëindiging van de ZW-uitkering en wijst het verzoek om benoeming van een deskundige af. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten.