ECLI:NL:CRVB:2025:696
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant had zich ziekgemeld op 8 juli 2020, maar het Uwv concludeerde dat hij geschikt was voor de functies die eerder in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) waren geselecteerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de conclusies van de deskundige had overgenomen en dat er geen noodzaak was voor een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad volgde de argumenten van het Uwv en oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat werd toegewezen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.