ECLI:NL:CRVB:2025:699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van de functie van wikkelaar
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant door het Uwv per 10 december 2023, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij verdergaand beperkt is in zijn hand- en vingergebruik en dat de geselecteerde functie van wikkelaar niet geschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft gehandeld. De Raad oordeelt dat de medische onderbouwing van de verzekeringsartsen overtuigend is en dat de door appellant aangevoerde argumenten niet leiden tot een geslaagd hoger beroep. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak terecht geoordeeld dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant adequaat hebben ingeschat. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de functie van wikkelaar voor appellant passend is, ondanks zijn klachten. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige. De uitspraak van de rechtbank Overijssel wordt bevestigd.