ECLI:NL:CRVB:2025:699

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/1864 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van de functie van wikkelaar

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant door het Uwv per 10 december 2023, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij verdergaand beperkt is in zijn hand- en vingergebruik en dat de geselecteerde functie van wikkelaar niet geschikt is. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft gehandeld. De Raad oordeelt dat de medische onderbouwing van de verzekeringsartsen overtuigend is en dat de door appellant aangevoerde argumenten niet leiden tot een geslaagd hoger beroep. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak terecht geoordeeld dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant adequaat hebben ingeschat. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de functie van wikkelaar voor appellant passend is, ondanks zijn klachten. De Raad heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige. De uitspraak van de rechtbank Overijssel wordt bevestigd.

Uitspraak

24/1864 WIA
Datum uitspraak: 8 mei 2025
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 3 juli 2024, 23/2299 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv de WIA-uitkering van appellant per 10 december 2023 terecht heeft ingetrokken omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad beantwoordt die vraag bevestigend. De stellingen van appellant dat hij verdergaand beperkt is in onder meer hand- en vingergebruik, dat de geselecteerde functie van wikkelaar niet geschikt is en dat bij de vaststelling van het maatmanloon een onjuist CBS-indexcijfer is gebruikt, leiden niet tot een geslaagd hoger beroep.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N. Velthorst, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingestuurd .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Velthorst. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellant werkte tot 31 juli 2019 als logistiek medewerker voor ongeveer 38 uur per week. Daarna ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 18 september 2019 heeft hij zich van uit de WW ziekgemeld. Bij besluit van 27 januari 2022 is aan appellant per 15 september 2021 tot en met 30 april 2023 een loongerelateerde WGAuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 35,97%.
1.2.
Bij besluit van 8 maart 2023 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant per l mei 2023 omgezet naar een WGA-vervolguitkering. Tegen dit besluit van 8 maart 2023 heeft appellant bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep – die appellant op spreekuur heeft gezien – heeft in zijn rapport van 23 mei 2023 overwogen dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, dat appellant lichamelijk en psychische beperkt is en dat geen urenbeperking geldt. Hij heeft de beperkingen neergelegd in de FML van 23 mei 2023. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige op 21 juni 2023 vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste loonwaarde de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 31,48%.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 9 oktober 2023 heeft het Uwv het besluit van 8 maart 2023 herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 31,48% en de WIA-uitkering per 10 december 2023 beëindigd. Daaraan liggen ten grondslag rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 september 2023 en de arbeidsdeskundige bezwaar van 2 oktober 2023.
1.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 28 september 2023 overwogen dat op basis van het onderliggende ziektebeeld, de anamnese en de ontvangen medische informatie de eerdere FML, van 23 mei 2023, passend is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de eerder geselecteerde reservefunctie prothese technicus (uit SBCcode 264050) laten vervallen en de resterende geselecteerde vier functies geschikt geacht. Daardoor is de eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid, zijnde 31,48%, niet gewijzigd.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts heeft aangenomen dat appellant bekend is met fibromyalgie, een aanpassingsstoornis, gonartrose en hoofdpijn, dat de geclaimde belemmeringen niet overeen komen met zijn presentatie en dat sprake is van inconsistenties. Op preventieve gronden heeft hij appellant beperkt geacht voor zwaar tillen en dragen, duwen en trekken en langdurig staan en vanwege knieklachten heeft hij beperkingen aangenomen voor knielen en hurken, geknield of gehurkt werken en veelvuldig traplopen. Vanwege de rug- en schouderklachten, die voortkomen uit fibromyalgie, is appellant beperkt geacht voor het boven schouderhoogte, actief zijn, reiken, gebogen en getordeerd werken en frequent buigen. Vanwege zijn mentale problematiek is appellant beperkt voor werk met veelvuldige storingen en onderbrekingen, omgaan met deadlines en productiepieken, hoog handelingstempo, omgaan met conflicten en voor leidinggevende taken. Een urenbeperking is volgens de verzekeringsarts niet aan de orde omdat geen sprake is van een aandoening die gepaard gaat met een aanzienlijk verlies van energie en ook uit preventief oogpunt of vanwege verminderde beschikbaarheid er geen reden is om te komen tot een urenbeperking. In de FML van 23 mei 2023 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
2.2.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 28 september 2023 overtuigend heeft gemotiveerd waarom hij de primaire verzekeringsarts heeft gevolgd en waarom hij in de medische informatie van onder meer de revalidatiearts van 27 december 2021 en de reumatoloog van 21 februari 2022 geen aanleiding heeft gezien om tot een ander oordeel te komen.
2.3.
De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen overtuigend geacht en heeft geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan hun conclusies. Met de klachten van appellant is door de verzekeringsartsen rekening gehouden en dat appellant meer beperkingen ervaart, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is namelijk wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. Het is bovendien de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid. Uit de medische informatie is niet gebleken dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden. De verwijzing van appellant naar de Zorgstandaard en de nieuwe inzichten ten aanzien fibromyalgie hebben de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid omdat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat bij een aanpassingsstoornis altijd beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren als bedoeld in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) moeten worden aangenomen. De Zorgstandaard geeft handvatten voor diagnostiek, behandeling en begeleiding van een aanpassingsstoornis en is niet bedoeld voor het vaststellen van beperkingen in arbeid en ziet ook niet op de begrippen persoonlijk en sociaal functioneren zoals bedoeld in het CBBS. Een verdergaande urenbeperking wordt niet gesteund door de medische informatie die appellant in beroep heeft overgelegd. Uitgaande van de juistheid van de FML van 23 mei 2023 kan appellant de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies vervullen.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald wat hij in beroep heeft aangevoerd. De verzekeringsartsen hebben een verkeerd beeld van zijn medische situatie, ten onrechte geen verdergaande urenbeperking aangenomen en zijn psychische en lichamelijke beperkingen onderschat. Hij heeft verwezen naar de brief van de huisarts van 29 november 2019 waaruit blijkt dat persoonlijkheid en somatiek een rode draad in het leven lijkt. De verzekeringsarts heeft gesproken over een flinke aanpassingsstoornis. Weliswaar blijkt uit de Zorgstandaard niet dat bij een aanpassingsstoornis altijd beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren als bedoeld in het CBBS moeten worden aangenomen, maar één van de in de standaard genoemde (mogelijke) kenmerken is: ‘significante beperkingen in het sociale en beroepsmatige functioneren’. Verder heeft appellant aangevoerd dat geen rekening is gehouden met de verminderde handfunctie, waarvoor hij heeft verwezen naar de informatie van de neuroloog van 3 augustus 2021 en het rapport van de primaire arts van 23 mei 2023, waarin is vermeld dat hij geen gitaar meer speelt. Ten onrechte is daarnaar geen onderzoek gedaan. Ook begrijpt hij niet waarom in de FML van 23 mei 2023 is vermeld dat hij met storingen en onderbrekingen kan omgaan zolang dit geen wezenlijk deel vormt van de functie. De functie van Wikkelaar is daardoor niet geschikt omdat sprake is van een constante afleiding, zowel visueel (andere werkende collega) als auditief (machine geluiden). Verder meent hij dat de arbeidsdeskundige ten onrechte is uitgegaan van het CBS-indexcijfer van 1 mei 2023.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Ter zitting van de Raad heeft het Uwv gereageerd op de aanvullende gronden van appellant. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad heeft het Uwv betoogd dat het juiste CBS-indexcijfer is gehanteerd. Over het hand- en vingergebruik heeft het Uwv nader overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens het Uwv heeft appellant eerder kramp gemeld maar geen melding gedaan van de door hem aangevoerde beperkingen in het hand- en vingergebruik en hebben de verzekeringsartsen de informatie van de behandelend neuroloog en reumatoloog in ogenschouw genomen en meegewogen. Ten slotte heeft het Uwv toegelicht waarom het vindt dat de functie van Wikkelaar voor appellant geschikt is.

Het oordeel van de Raad

4.1.
In geschil is of het Uwv terecht de WIA-uitkering van appellant per 10 december 2023 heeft beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is in essentie een herhaling van de gronden die hij in beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft die gronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken. Het oordeel van de rechtbank en de aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.3.
Het standpunt van appellant dat zijn psychische beperkingen zijn onderschat, leidt niet tot een geslaagd hoger beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 28 september 2023 geoordeeld dat het door hem tijdens psychisch onderzoek geconstateerde beeld het best bij een flinke aanpassingsstoornis past. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie van de huisartsen van 21 augustus 2023, 19 augustus 2021 en 29 november 2019 bij zijn oordeel betrokken. Ook de primaire verzekeringsarts heeft de informatie van de huisarts van 19 augustus 2021 in ogenschouw genomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich gemotiveerd verenigd met de door de verzekeringsarts op 23 mei 2023 vastgestelde FML, waarin beperkingen zijn opgenomen in persoonlijk en sociaal functioneren. Appellant heeft in hoger beroep geen medische informatie ingestuurd, waaruit blijkt dat het Uwv de beperkingen heeft onderschat. Wat betreft de Zorgstandaard heeft de rechtbank terecht opgemerkt dat deze standaard niet ziet op de begrippen persoonlijk en sociaal functioneren in het CBBS.
4.4.
Het standpunt van appellant dat geen rekening is gehouden met beperkingen van hand- en vingergebruik en dat de verzekeringsartsen onderzoek daarnaar ten onrechte achterwege hebben gelaten, wordt niet gevolgd. Uit de medische stukken blijkt niet dat appellant beperkt is voor hand- en vingergebruik. De reumatoloog heeft op 21 februari 2022 gemeld dat bij radiologisch onderzoek van de handen en vingers geen afwijkingen zijn geconstateerd en de neuroloog heeft op 3 augustus 2021 aan de handen en armen geen afwijkingen in de motoriek en sensibiliteit geconstateerd. Het enkele feit dat in de rapporten van de verzekeringsartsen is vermeld dat appellant geen gitaar meer kan spelen en dat dat niet meer lukt door krampen in zijn vingers, geeft de Raad in het licht van de genoemde informatie van de behandelend specialisten en het ontbreken van andersluidende (medische) informatie, geen reden om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv.
4.5.
Ook de beroepsgrond van appellant dat de geselecteerde functie van Wikkelaar niet passend is vanwege de kenmerkende functiebelasting, zijnde constante aanwezigheid van afleiding (1.8.0 en 1.8.1), wordt verworpen. In de FML van 23 mei 2023 is appellant niet beperkt geacht voor afleiding door anderen (onderdelen 1.8.0 en 1.8.1). Wel is appellant beperkt geacht op aspect 1.8.3, en wel dat appellant is aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, waarbij is toegelicht dat appellant wel kan omgaan met storingen en onderbrekingen zolang dit geen wezenlijk onderdeel vormt van de functie. In het Resultaat functiebelasting van Wikkelaar van 9 juni 2023 is bij 1.8.0 en 1.8.1 ‘Afleiding door anderen’ als kenmerkende belasting door de arbeidsdeskundig analist vermeld: ‘Constante aanwezigheid van afleiding. Zowel visueel (andere werkende collegae) als auditief (machine geluiden)’. Het Uwv wordt gevolgd in zijn oordeel dat nu appellant door de verzekeringsartsen niet beperkt is geacht in de FML van 23 mei 2023 voor afleiding door anderen (1.8.0 en 1.8.1), in het midden kan worden gelaten of dit een wezenlijk onderdeel is van de functie van Wikkelaar. Afleiding door anderen is een wezenlijk andere belasting dan storingen en onderbrekingen in een werksituatie (1.8.3). Het Uwv wordt gevolgd in zijn standpunt dat de functie van Wikkelaar voor appellant passend is.
4.6.
Appellant wordt niet gevolgd in zijn stelling dat het maatmanloon niet juist is geïndexeerd. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) worden bij de vaststelling van het maatmaninkomen, waarvan hier sprake is, de inkomsten uit arbeid en de verdiensten, die bij de toepassing van artikel 7 van het Sb in aanmerking worden genomen, vanaf het begin van het eerste in aanmerking genomen aangiftetijdvak aangepast aan de eerst gepubliceerde cijfers van de index van de cao-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals die uiterlijk ten tijde van het arbeidskundig onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd. Nu het arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op 21 juni 2023 gaat het in dit geval om het indexcijfer van mei 2023, dat 130.7 is. Van dit bij de eerste schatting vastgelegde maatmaninkomen wordt in beginsel in het vervolg uitgegaan.

Conclusie en gevolgen

5. Uit 4.2 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2025.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) N. ter Heerdt