ECLI:NL:CRVB:2025:704
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 24 oktober 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant stelt dat hij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor hij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 maart 2025, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn neef en advocaat mr. M.B. Ullah. Het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. J.C. van Beek.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had vastgesteld dat appellant op de datum in geding niet meer beperkingen had dan eerder aangenomen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die zijn standpunt ondersteunt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en de weigering van de WIA-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.